Historie van de Chinezen in Nederland

Veel Chinezen hadden omstreeks 1900 werk gevonden als scheepspersoneel op Europese schepen. Af -en aanmonstering van deze zeelieden vond plaats in steden als Liverpool en Londen. De aanwezigheid van de eerste Chinezen in Nederland dateert van 1911. In dat jaar brak er zowel in Amsterdam als in Rotterdam een arbeidsconflict uit tussen de reders en de zeeliedenbonden. Het ging om meer loon en betere werkomstandigheden.

De reders konden als gevolg daarvan geen personeel in Nederland werven, maar wilden niet toegeven aan de eisen van de bonden. Zij besloten toen de stakende Nederlandse zeelieden te vervangen door in Engeland afgemonsterde Chinese zeelieden. Veel Chinezen gingen op dat aanbod in en trokken naar Amsterdam en Rotterdam, waar zij als stoker of matroos te werk werden gesteld op Nederlandse schepen.

Op 17 juni 1911 arriveerden de eerste Chinese zeelieden in Rotterdam. De door de vakbonden uitgeroepen staking liep daardoor, tot grote teleurstelling van de initiatiefnemers, uit op een mislukking. Een deel van deze Chinese zeelieden bleef ook na de staking in dienst van Nederlandse rederijen. Rond 1927 waren er ruim 3.200 Chinezen als stoker of matroos werkzaam op Nederlandse schepen. Ruim 75% werkte in de machinekamer. Tot de belangrijkste werkgevers behoorden ‘de Rotterdamse Lloyd’, ‘De Stoomvaartmaatschappij Nederland’ ‘De Bataafsche Petroleum Maatschappij-dienst’ en ‘de Holland-Afrika lijn.’

Al snel werd de wijk Katendrecht in Rotterdam dan ook het China Town van Rotterdam genoemd. In Amsterdam ontstond een soortgelijke Chinezen-kolonie. Aanvankelijk werden zij ondergebracht in de gebouwen van de rederijen aan de Javakade. Na verloop van tijd begonnen Chinese zeelieden zich ook te vestigen in het centrum van Amsterdam. Eén van de eerste huizen in Amsterdam waar Chinezen werden gehuisvest bevond zich aan de Buiten Bantammerstraat.

Het was de bedoeling dat zij hier tijdelijk zouden verblijven, maar als gevolg van de wereldwijde economische crisis in de jaren ’30 van de twintigste eeuw, verloren zij hun baan en moesten zij noodgedwongen in Nederland blijven. De handel kwam vrijwel stil te liggen. Daar kwam nog bij, dat steeds meer stoomschepen werden vervangen door motorschepen, waardoor hoe langer hoe minder Chinese stokers en tremmers nodig waren. De werkloze Chinese zeelieden verbleven in die jaren in pensions in de wijk Katendrecht in Rotterdam en in de binnenstad van Amsterdam. Terugkeer naar China was onmogelijk, omdat zij geen middelen hadden de terugreis te financieren. Ook een gevoel van schaamte speelde daarbij mee. De familie in het moederland zou de gedwongen terugkeer immers opvatten als een mislukking.

Begin jaren ’30 verbleven er zo’n 1.100 Chinezen in Rotterdam. Aangezien zij geen inkomen hadden, konden zij de huur van hun woonruimte niet betalen. Door zich in de schulden te steken bij de Chinese pensionhouders wisten zij de crisistijd door te komen. Deze huurbazen durfden het niet aan hun huurders het huis uit te zetten, omdat zij bang waren in dat geval al hun vorderingen kwijt te raken.

De pensionhouders hoopten, dat de zeelieden weer aan het werk gingen, zodra de crisis voorbij zou zijn en dat zij vervolgens hun schulden alsnog zouden afbetalen.

Pindakoekjes

Gedurende enige jaren wisten de werkloze zeelieden nog wel wat geld te verdienen door pindakoekjes te maken en deze op straat te verkopen. De koekjes vielen op zich niet echt in de smaak maar in het begin ontvingen de Chinese verkopers zoveel giften, dat zij er redelijk goed van konden leven. Een aantal verkopers kon van het verdiende geld zelfs de huurschuld afbetalen en verschillende verkopers gingen het zo voor de wind, dat zij met het verdiende geld een eethuisje konden starten.

Na enige jaren succes te hebben geboekt met de verkoop van pindakoekjes keerde het tij echter. De economische crisis bleef aanhouden. De giften bleven uit en de nieuwigheid was er vanaf. De toenmalige minister van Justitie zag de handel als een bedelnegotie, waaraan snel een eind moest worden gemaakt. In sommige plaatsen werd de handel zelfs verboden. Het was dan ook niet verwonderlijk, dat de inkomsten sterk terugliepen. Door de verkoopactiviteiten van pindakoekjes had inmiddels spreiding van Chinezen door heel Nederland plaatsgevonden.

Na 1935, toen het scheepvaartverkeer weer toenam, keerde een deel van de Chinezen terug naar het moederland. Velen bleven echter in Nederland, ook tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog woonden er nog zo’n 800 Chinezen in Nederland.

Vanuit de kantines in de pensions begonnen de pensionhouders hun eerste eetgelegenheden met Chinees eten: “Als we dan toch eten moeten maken voor de Chinese zeelieden die hier logeren, kunnen we net zo goed een deel van de kantine open stellen voor het Nederlandse publiek. Dan verdienen we daar nog wat aan.”

En zo maakten de eerste Nederlanders schoorvoetend kennis met de Chinese keuken. In het begin waren het vooral autochtone Chinezen, Chinese studenten uit Indië, journalisten en kunstenaars die daar kwamen eten, maar in de loop der jaren werden deze eetgelegenheden door steeds meer klanten bezocht. Vanaf de jaren ’50 zouden deze eetgelegenheden zich over geheel Nederland uitbreiden.

In die periode kwamen steeds meer Chinezen naar Nederland. De economie in Hong Kong stagneerde. Voor veel Chinezen was dat een reden om naar een ander land te emigreren. Velen van hen trokken naar Engeland en van daaruit vaak naar Nederland. Onder hen waren ook personen met enig kapitaal.

Overigens arriveerde in die periode ook een groep van zo’n 3.000 Indonesische Chinezen uit Indonesië in Nederland. Zij maakten deel uit van de grote groep repatrianten die na de onafhankelijkheid van Indonesië naar Nederland vertrok.

De groei van de Chinese restaurants in Nederland

Uiteindelijk is de Chinese gemeenschap in Nederland er in geslaagd haar eigen arbeidsmarkt te creëren binnen de horeca. Vóór 1945 telde Nederland verschillende Chinese restaurants die niet alleen door Chinezen, maar ook door Nederlanders werden bezocht, zoals Tai Ton in Amsterdam, Chong Kok Law in Rotterdam en het Verre Oosten in Den Haag. De vooroorlogse Chinezen waren veelal gehuwd met Nederlandse vrouwen die meehielpen in de zaak. In 1945 telde Nederland ongeveer 30 Chinese restaurants.

Met de komst van zo’n 260.000 Indische Nederlanders en gerepatrieerden vanaf het eind van de jaren ’40 van de 20 e eeuw en door de terugkeer van ex-militairen die na de oorlog in Ind(ones)ië waren geweest, werden de mogelijkheden voor deze Chinese ondernemers van het eerste uur vergroot. De mensen die in Indië waren geweest, waren immers gewend aan de smaak van oosters eten en de vraag ernaar nam dan ook toe. De smaak van het Chinees eten werd overigens steeds meer aangepast aan de smaak van de Nederlanders en de Indische keuken. Steeds vaker ook presenteerden de Chinese restaurants zich als Chinees- Indisch.

Daarnaast heeft de toegenomen welvaart na de Tweede Wereldoorlog ertoe geleid, dat de consument steeds meer te besteden had. Het publiek werd mobieler en het uit eten gaan werd populair.

Tenslotte werd de groei van de Chinese restaurants mogelijk gemaakt vanwege het feit dat Nederland geen restaurant-traditie kende. Eten in een restaurant was bij het grote publiek niet gebruikelijk. Met de komst van de eerste Chinese restaurants kwam daarin verandering. Ook het gegeven dat men eten kon afhalen, heeft bijgedragen aan de populariteit van Chinees eten.

Naast het adequaat inspelen op de maatschappelijke kansen die hun werden geboden, hebben de Chinese restaurateurs hun succes mede te danken aan enkele groeps-specifieke kenmerken. Zo bleef men altijd sterk gericht op het thuisland. Het idee was vaak, dat men later zou terugkeren naar het land waar men vandaan kwam. Men richtte zich primair op de eigen kring en er was sprake van een relatief gesloten eigen kring. Personeel werd geworven uit het moederland.

Daarnaast kenmerkte de groep zich door een sterke mate van prestatiedrang. Bovendien was men erg spaarzaam. Men wilde in Nederland een carrière opbouwen en uiteindelijk een eigen restaurant beginnen. Om dat doel te bereiken was men bereid hard te werken. Door jarenlang hard te werken en geld opzij te zetten hoopte men voldoen kapitaal te vergaren om een eigen restaurant te kunnen beginnen.

Ook het creëren van netwerken en de sterke mate van onderlinge solidariteit binnen de Chinese gemeenschap zijn opvallende kenmerken. Men was altijd bereid elkaar te helpen en geld te lenen, zodat een familielid zijn eigen zaak kon beginnen.

Het behoren tot een familie is altijd belangrijker dan het lidmaatschap van een andere sociale eenheid. Ook voor de Chinezen in Nederland neemt de familie nog steeds een centrale plaats in.

In 1960 waren er al 225 Chinese restaurants in Nederland en in de jaren ’80 was dit aantal toegenomen tot meer dan 2.000. Kenmerkend voor de Chinese restaurants was, dat de klant grote porties kreeg voorgeschoteld en dat het eten goedkoop was.

Wel of niet volledig geaccepteerd?

De Chinese gemeenschap is één van de oudste migrantengroeperingen in Nederland en telt anno 2022 ruim 125.000 leden.

In elke stad in Nederland bevindt zich tegenwoordig wel een Chinees restaurant en de bami- schotel is inmiddels een begrip in alle Nederlandse huishoudens. De Chinese gemeenschap ziet zichzelf als een groep die erin geslaagd is op eigen kracht te integreren in de Nederlandse samenleving en je zou mogen verwachten, dat de groep na ruim 110 jaar ook door de Nederlandse samenleving volledig is geaccepteerd.

Was dat maar waar! Helaas moeten we vaststellen, dat racistische uitingen jegens Chinese Nederlanders vanuit de Nederlandse samenleving door de jaren heen hebben plaatsgevonden en nog steeds aan de orde van de dag zijn. En dat gebeurt niet alleen op straat door anonieme burgers, maar wordt ook gedaan door cabaretiers, in de politiek, op televisie en op de radio. Recentelijk nog voelden veel Chinese Nederlanders zich niet alleen gekwetst door het corona carnavalslied van een Nederlandse DJ, maar werd ook een Chinese vrouw, die daarover klaagde, met een mes bewerkt. Zo erg is het niet eerder geweest. Vandaar dat nu ook voor de Chinese gemeenschap, die bekend staat als een migrantengroepering die niet gauw op de voorgrond treedt, een grens bereikt is en het belangrijk wordt gevonden naar buiten te treden.

HomeTerugLees verder